Minister Nicolai is geen menskundige, gesteld dat het AD hem juist citeert. Volgens de voorpagina van afgelopen zaterdag vindt hij de Antilliaanse drang om ‘uit elkaar te gaan’ immers opmerkelijk. Op diezelfde bladzijde staat het gesprek met Roy Evers aangekondigd die wel goed observeert. Goed waarnemen en zonder vooroordeel is de basis voor een menskundige.
Wat typeert ons? Wanneer begint de geschiedenis van de huidige bevolking? Wat is de aard van dit tropisch eiland? Wat vertellen de sprookjes over de volksgeest? Het karakter van de taal?
Ik pretendeer niet de juiste antwoorden te hebben, bij gebrek aan objectieve meetinstrumenten. Maar ik kan wel proberen logisch te denken en de fenomenen te onderscheiden. Het Antilliaanse volk is relatief erg jong. Zo’n vijfhonderd jaar geleden zijn de oorspronkelijke bewoners overrompeld en gedecimeerd. Van deze zogenaamde indianen is niet veel meer overgebleven dan een groep woorden, een gelaatstrek bij een enkeling plus wat grottekeningen. De Zuid-Europeaan vindt hier niet wat ie zoekt. De Nederlander wil het zout hebben en komt een kleine vier eeuwen geleden hiervoor hierheen. Tot nu toe lui die uit vrije wil op reis en op zoek zijn gegaan.
Dan brengen Nederlanders en andere Europeanen hier Afrikaanse slaven naar toe, tegen de wil van dit niet als menselijk beschouwd ‘ebbenhout’. Nog geen anderhalve eeuw geleden wordt de slavernij afgeschaft. De meerderheid van onze huidige bevolking is Afro-Antilliaans. Het is dus een jong volk. Een puber, of misschien nog maar een tiener, zoals Evers zegt. Dat lijkt me een juiste observatie. Nog een heel leven voor de boeg, wat boeiend om daar een steentje aan te mogen bijdragen. Nederland is zo beschouwd pensioengerechtigd. Bedaarde mensen bij wie het verstand overheerst zien de kracht van het bij elkaar blijven, jongeren moeten hun grenzen gaan verkennen en verleggen, die moeten uit elkaar. Dat zou logisch moeten zijn voor Nicolai.
Er valt nog veel meer af te lezen aan onze geschiedenis: slavenmarkt, de slavenopkopers ervaren al spoedig wie wel wil werken en wie niet. De ene groep wordt wel gekocht en naar andere oorden vervoerd, de minder werkwilligen blijven achter op het eiland, waarbij misschien een aantal, dat het werk van anderen saboteert. De geschiedenis van geen grondstoffen, enz. Voor een ingezonden brief te veel om er verder op in te gaan.
De aard van dit eiland, temperatuur, windkracht, regengeweld versus droogte, salpeter, cactussen, wayaká, diabaas, hagedissen, hoe bepaalt dat een mens, het temperament van de volksziel? Hoe anders is Coro dan bijvoorbeeld Merida, Caracas dan Bogotá.
Wat betekent het dat Nanzi de held is van onze sprookjes? Hij maakt veel ellende mee en redt zichzelf er telkens slim uit met een cynisch genoegen, heel motiverend voor in de slaventijd, maar wat een afgrijselijk egoïstisch en liefdeloos (voor)beeld voor kinderen. Toch anders dan drakendodende prinsen inspirerende prinsessen, onrechtbestrijdende kabouters en dappere snijders.
Wat ik zo bijzonder vind is de onbalans tussen zoveel integere en intelligente individuen in onze maatschappij zoals een Roy Evers en het onwillige in die volksgeest. Ik ben er nog niet achter hoe het mogelijk is dat zoveel wijze en goedwillende individuen het toch niet lijkt te lukken om ‘het volk’ vooruit te helpen. De levenszin van het Papiamentu is geweldig, dat zo’n ‘kleine’ en jonge taal blijft bestaan en sterk mag groeien, dat geeft hoop en moed voor de toekomst. Ook dat zou Nicolai moeten zien: de levenskracht van dit jong volkje dat zijn vleugels uit wil slaan. Daar hoort een eigen taal bij.
Ik wil met deze ingezonden brief slechts een paar mogelijke aspecten van de volksgeest aantippen. Het is mooi dat in het AD van afgelopen zaterdag zowel een menskundige aan het woord komt als een minister met een ander referentiekader. Het zijn boeiende tijden.
Jeroen Heuvel (21-8-2006)