Sunday, December 09, 2007

Het laatste bezoek

Zij opende de brief en begon die te lezen, terwijl zij zachtjes in de stoel schommelde. Zij genoot van de koele middagbries, het was weer een warme dag geweest. De schommelstoel naast haar was leeg. Hij zou die middag wat later komen, stond in de brief, en moest haar iets opbiechten. Opbiechten? Doña Mãi begreep meteen wat hij daarmee bedoelde.
   Zij keek vanaf het balkon naar het volk in de drukke winkelstraat van Otrobanda. Zaterdagmiddag werd het altijd druk in de Breedestraat, in de schaduw van de hoge gebouwen. Het was alsof de mensen bang waren van de zon. Voor haar was het meer dat zij tot het laatste moment wachtten met het inkopen doen voor de vrije zondag. Dit volk deed alles op het laatste moment, dacht Doña Mãi, daarom kwam het niet vooruit. Zaterdagmiddag kwam mijnheer Pastoor altijd op bezoek en zij spraken over het wel en wee van het volk.
   Doña Mãi was een kruising tussen Portugees temperament en Hollandse nuchterheid. Haar lang blond haar stak af tegen haar lichtbruine huidskleur. De doorzichtige blauwe ogen hadden iets magisch en nergens toonde haar gezicht een rimpel. Haar ranke lichaamsbouw straalde kracht uit. Zij droeg een vrolijk gekleurde lange rok die de mode was in die tijd, te vrolijk voor een dame van haar stand, zij was per slot van rekening de echtgenote van een plantage-eigenaar. Haar knieën waren te zien doordat zij de split aan de voorkant van haar rok niet tot de laatste knoop had dichtgemaakt. Het hoorde niet, vonden haar dienstmeiden, vooral niet wanneer mijnheer Pastoor op bezoek kwam.
   Het gesprek van de vorige week speelde door haar hoofd.
   ‘Waar moet het heen met dit volk, Doña Mãi?’
   ‘Dat weet alleen God, meneer Pastoor.’
   ‘Uw man komt steeds minder vaak naar de stad, hij heeft het blijkbaar naar zijn zin op de plantage.’
   ‘Ik treur er niet om en u ook niet, meneer Pastoor.’
   ‘Oh... dat bedoel ik niet, neemt u mij niet kwalijk. Ik bedoel... ik heb de geruchten gehoord over hem en de dienstmeid.’
   ‘De dienstmeid heeft mijn plichten overgenomen op de plantage.’
   ‘Uw man luistert naar haar, baart u dat geen zorgen? Het zwarte volk krijgt het steeds meer voor het zeggen.’
   ‘Het baart mij geen zorgen, mijn rechten heb ik meegenomen.’
   ‘Ik begrijp het, uw kinderen zijn hier, maar voelt u zich niet eenzaam?’
   ‘U houdt mij gezelschap.’
   ‘Uw gezelschap is voor mij een troost, Doña Mãi.’
   ‘Uw gezicht is bezweet, hier hebt u mijn zakdoek.’
   ‘Dank u, het is warm. Jammer, het is weer tijd om te gaan, een goede avond en tot de volgende week.’
   De pastoor was verstrooid, hij had haar zakdoekje in zijn zak gestopt en meegenomen. Hij maakte zich zorgen over het volk, dat meer aandacht had voor de wereldlijke geneugten, dan voor zijn geestelijke welzijn. Iedere zondagavond was er feest aan de Waterkant, waarbij die vervloekte tambú gedanst werd. De pastoor kon zich daar ontzettend over opwinden. Hij had zelfs een keer te paard de menigte uit elkaar gejaagd. Hij kon er urenlang met Doña Mãi over praten. Zelf vond zij dat helemaal niet zo erg. Het volk had het recht om zich te vermaken, als het maar niet alleen bij feesten bleef, daar maakte zij zich meer zorgen over.
   De laatste tijd had de pastoor het steeds vaker over haar. Hij vroeg haar of zij eenzaam was. Het leek haar eerder dat hij eenzaam was. Hij kwam steeds vaker op bezoek, vroeger eens in de maand, nu elke week, sinds haar man minder vaak naar de stad kwam. Zij voelde dat hij haar iets wilde vertellen, iets persoonlijks. Hij had het ook vaak warm, bijna koortsig.

De pastoor was niet laat, eerder iets te vroeg. Hij nam plaats in de schommelstoel naast Doña Mãi. Hij wilde geen thee zoals gebruikelijk, hij had het te warm, gewoon een beetje water. Nee, ook geen stukje pruimentaart.
   ‘Hebt u mijn brief ontvangen?’
   ‘U bent niet laat.’
   ‘Ik heb een paar huisbezoeken overgeslagen.’
   ‘Arme zieltjes, mijn schuld dat zij niet in de hemel komen.’
   ‘Daar komen zij toch niet.’
   ‘Er stond meer in de brief.’
   ‘Ik weet niet hoe ik het moet zeggen, Doña Mãi. Ik voel... ik weet niet wat ik voel. Ik ben mijzelf niet, als ik hier ben. Ik heb de hele week met uw zakdoek op mijn kussen geslapen. Hier hebt u het terug, ik heb het per ongeluk meegenomen, vergiffenis. Begrijpt u ...?’
   ‘Ik begrijp het. U kunt beter niet meer op bezoek komen.’

K.

0 comments:

Post a Comment

<< Home