Friday, March 30, 2007

Een computer met een stem

Nadat de mens de stoommachine had uitgevonden, kreeg hij behoefte aan een machine die ook het denkwerk van hem overnam. Zo heeft Herman Hollerith eind negentiende eeuw een machine gebouwd die grote aantallen berekeningen, optellen en aftrekken, in een snel tempo kon uitvoeren. Dat een machine kon optellen en aftrekken, had Blaise Pascal twee eeuwen eerder al aangetoond met zijn rekenmachientje, de Pascaline.

Dat machines betrouwbaar konden rekenen, was nog niet aangetoond, dus de resultaten van de Hollerith machine werden weer eens handmatig gecontroleerd. Een helse karwij in een tijd dat overuren niet vergoed werden.

Later, in 1945, introduceerde John von Neumann het idee dat machines geprogrammeerd konden worden en alleen maar deden wat de mens ze opdroeg. Een machine, in 1950 pas computer genoemd, werkte correct indien zij correct geprogrammeerd werd.

Eind jaren zestig van de vorige eeuw perfectioneerde Edsger Dijkstra, van wie trotse ondergetekende les heeft gehad, dit idee met zijn beroemde uitspraak: ‘Het testen van een computerprogramma toont niet de afwezigheid, maar slechts de aanwezigheid van fouten aan.’ Dit betekent dat indien bij het testen een fout gevonden wordt, er een kans bestaat dat er nog meer fouten in het programma zitten. Met andere woorden, geen enkel computerprogramma is feilloos. Er moeten controleprocedures ingebouwd worden om de betrouwbaarheid te garanderen.

Hierdoor geleid, heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao terecht ervoor gekozen om op 20 april te vertrouwen op papier en niet op elektronen. Immers het papier is door mensenogen geverifieerd en de verantwoordelijkheid ligt bij de kiezer, controletechnisch correct. De adviseurs hebben hun werk gedaan en kunnen naar het strand.

Maar mijn geweten laat mij niet met rust.

Op 20 april stap ik het stemhokje binnen, kijk voor de zekerheid om of niemand mij bespiedt en stem op de Folkies. Ik druk op het knopje en haal het stembriefje uit het gleufje. Ik sta op het punt om het briefje in de stembus te deponeren, maar word bevangen door de drang om toch even te kijken wat erop staat. Ik verstijf. Op het papiertje staat dat ik op de Parley’s gestemd heb.
Ik raak in alle staten en schreeuw moord en brand. De voorzitter van het stembureau informeert wat er aan de hand is en raakt zelf ook in paniek. Iemand belt de leider van de gedupeerde partij op, hij is binnen tien minuten op de plek des onheils. Dit is een aanslag tegen het volk, hakkelt hij. Alle stembureaus gaan dicht. De partijen gaan in spoedberaad.

‘CNN Breaking News, on the beautiful of Curaçao in the Caribbean Sea zijn de verkiezingen vandaag grandioos in het honderd gelopen. Er is gebruik gemaakt van stemcomputers die een voorkeur vertoonden voor een bepaalde politieke partij. De uitslagen van de vorige verkiezingen worden nu ook in twijfel getrokken. De gedupeerde partij eist om met terugwerkende kracht voor een periode van acht jaar te mogen regeren. Wij hebben de Lieutenant Governor aan de lijn. Good evening, Lieutenant Governor. Lieutenant Governor, are you there?’

‘Tuut, tuut, tuut.’

K.

Sunday, March 25, 2007

Asina Muhé Ta Manda Mundu!

E Sekretario di Estado nobo a bin di bishita, ma nó di trabou
E di ku el a bin pa topa, pa wak ken ta ken, pa konosé Kòrsou
Wèl, señora Ank Bijleveld a yega, a topa, a studiá i a opiná
Anto pa proba ku ta muhé ta manda mundu, el a lusi i impreshoná
No ku palabra, ma ku echo, el a laga e “kontranan” tur tolondrá

Komo señal ku e ta kla pa koperá a bai 7 mion pa Reda Sosial
Habri paso pa Shon Layo i Sr. George por sigui traha sin basilá
Riba renovashon sosial i alivio dje deterioro lamentabel i fatal
Pa institushon no-gubernamental el a lòs algun mion pa nan trabou
Asin’ ei señora Bijleveld a “steal the show” laga NAN boka kayou

Unabes akinan e mandatario a subi bus drenta bario p’e mes opservá
Den Santjago, Montebèrdè, Kòrnèt, Koralspègt, Roisantu, bai terminá
Den bario di Santamaria, skucha, kòmbersá aki aya, tende splikashon
Komentá: “mester traha pa drecha bida, ban sòru pa mihó kondishon
Ku ta pa mi kos por kana awe mes, mi ke ehekutá e PALABRASHON”

Siguiente dia sin miedu señora Balente a baha drenta kueba di leon
Pa den BC e topa e machunan ku a vota “kontra” e PALABRASHON
Ni kon leon a rugi pa spant’é, trankil señora a bari tur ponensia kita ‘fo
Anto bisa: 20 di aprel votadó mes ta na palabra, nos lo warda i meditá
E muhé ta stroi ku plaka, mete ku nos asuntu, furioso leonnan a sulfurá

Den tres dia señora Balente, mandatario fo’i Hulanda, a demostrá
Ku ta muhé mes ta manda mundu, tresiendo yudansa i plaka pa ataká
Pobresa i deterioro ku ta stroba nos desaroyo i tin Kòrsou paralisá
Loke Hulanda ke mira ta seriedat di polítikonan i di nos tur aki bibá
P’esei, sin un alternativa, ban ehekutá e PALABRASHON, anto purá!

Henk Rhuggenaath
Troepiaalweg 15

Tuesday, March 20, 2007

Helden

De rechters linkerhand beeft
En weet niet wat de rechter doet
De rechters rechterhand leeft
Van hetgeen de rechter doet
En ieder doet de ogen dicht
En houdt zich maar gedeisd
Liever laf en levend
Dan een held tot elke prijs
Getuigen zijn zelden helden
Echte helden getuigen zelden

De bange man van tien hoog
Die denkt dat hij een engel is
Een kraai krast: maar die vent loog
Ik zag dat hij zijn vleugels mist
Maar juist voordat die vogel sprong
Toen weigerde z'n tong
Er viel niets meer te zeggen
Want hij viel al, nee, hij sprong
Getuigen zijn zelden helden
Echte helden getuigen zelden

De dronken drenkeling schreeuwt
Dat hij niet van water houdt
De dikke kastelein geeuwt
Want water, ach, dat laat hem koud
Er staan veel mensen aan de kant
En ze kijken rustig toe
De een heeft zeven kinderen
En de ander is doodmoe
Getuigen zijn zelden helden
Echte helden getuigen zelden

Ministers leren braille
Want zij zijn al jaren blind
Verzamelen medailles
Omdat hun vrouw dat prachtig vindt
Maar vreemd, je ziet ze nooit op straat
Want wat er ook gebeurt
Ze blijven veilig binnen
Met een slot op elke deur
Getuigen zijn zelden helden
Echte helden zie je zelden

Herman Van Veen

Friday, March 16, 2007

SMS gedicht

in een SMS gedicht
ben je verplicht
om je ei te leggen
en wat dan ook te zeggen
in 160 tekens
b.v. meisje zoekt vent
die zij nog niet kent
voor onder de dekens
of andersoortig onzin
zoete suikerspin

K.

Word Count
Characters (no spaces): 160

Thursday, March 15, 2007

Akseptá

m'a keda asombrá
altamente babuká
ora b'a bisami
ku bo ta akseptámi

mi mester ta akseptá
pa mi sa ku mi ta?
mi ta i lo mi ta
mi t'ei i lo mi t'ei

i si abo tambe sa
ku bo ta
lo bo no bisami
ku bo ta akseptámi

simplemente NOS lo TA

Diana Marquez

Tuesday, March 13, 2007

De nieuwe kleren van de keizer

Hans Christian Andersen - De nieuwe kleren van de keizer

Vele jaren geleden leefde er een keizer die zo vreselijk veel van mooie, nieuwe kleren hield dat hij al zijn geld uit gaf om zich mooi te maken. Hij bekommerde zich niet om zijn soldaten, en het theater of een rijtoer in het bos vond hij alleen maar leuk om zijn nieuwe kleren te laten zien. Voor ieder uur van de dag had hij een ander gewaad, en zoals je over een koning zegt dat hij in de ministerraad is, zo zeiden ze hier altijd: "De keizer is in zijn kleedkamer!"

In de grote stad waar hij woonde was het leven heel genoeglijk. Iedere dag waren er vreemdelingen en op een dag kwamen er twee bedriegers, die zich voor wevers uitgaven en zeiden dat ze de mooiste stoffen konden weven die je je maar denken kon. Niet alleen de kleuren en het patroon waren ongelooflijk mooi, maar ook hadden de kleren die ervan gemaakt waren, de wonderbaarlijke eigenschap dat ze onzichtbaar waren voor iedereen die niet voor zijn ambt deugde of die onvergeeflijk dom was. Wat een fijne kleren, dacht de keizer. Als ik die aan heb, kan ik erachter komen wie er in mijn rijk niet deugt voor zijn ambt en dan kan ik de knappen van de dommen onderscheiden. Die stof moet ik meteen laten weven! En hij gaf de bedriegers een flink handgeld, zodat ze met hun werk konden beginnen. Ze zetten ook twee weefgetouwen op en deden alsof ze werkten, maar er zat helemaal niets op het weefgetouw. Brutaalweg vroegen ze om de fijnste zijde en het prachtigste goud; dat stopten ze in hun eigen zak en ze werkten aan de lege weefgetouwen, en dat nog wel tot diep in de nacht.

"Nu zou ik eigenlijk toch wel eens willen weten hoever ze zijn met de stof," dacht de keizer, maar het werd hem wel een beetje vreemd te moede als hij eraan dacht dat wie dom was of niet voor zijn ambt deugde, de stof helemaal niet kon zien. Hij wist natuurlijk wel dat hij voor zichzelf niets te vrezen had, maar hij wilde toch liever eerst iemand anders sturen om te zien hoe het ermee stond. Alle mensen in de hele stad wisten welke wonderbaarlijke kracht de stof had en iedereen was erop gebrand om te zien hoe slecht of dom zijn buurman was.

"Ik stuur mijn oude, eerlijke minister naar de wevers!" dacht de keizer. "Die kan het best zien hoe de stof wordt, want hij heeft verstand en niemand doet zijn werk beter dan hij!"

Toen trad de brave, oude minister de zaal binnen waar de twee bedriegers aan de lege weefgetouwen zaten te werken. "De hemel beware me!" dacht de oude minister en hij sperde zijn ogen wijd open. "Ik zie niets!" Maar dat zei hij niet.

De beide bedriegers verzochten hem dichterbij te komen en vroegen hem of het geen mooi patroon was en of het geen prachtige kleuren waren. Toen wezen ze naar het lege weefgetouw en de arme, oude minister sperde zijn ogen steeds verder open, maar hij zag niets, want er was niets. "Lieve hemel!" dacht hij. "Zou ik dom zijn? Dat had ik nooit gedacht en dat mag geen mens weten! Zou ik niet deugen voor mijn ambt? Ik kan ze toch niet vertellen dat ik de stof niet kan zien!"

"Nou, u zegt zo weinig!" zei de één, die aan het weven was.

"O, maar het is prachtig! Gewoonweg schitterend!" zei de oude minister en hij keek door zijn bril. "Dat patroon en die kleuren! Ja, ik zal aan de keizer zeggen dat het mij bijzonder goed bevalt!"

"O, dat doet ons plezier," zeiden de twee wevers en nu noemden ze de kleuren en ze beschreven het bijzondere patroon. De oude minister lette goed op, zodat hij dat kon navertellen als hij bij de keizer kwam, en dat deed hij.

Nu verlangden de bedriegers meer geld, meer zijde en goud; dat hadden ze nodig voor het weven. Ze staken alles in hun eigen zak, er kwam geen draad aan het weefgetouw, maar ze gingen nog steeds door met weven aan het lege weefgetouw.

De keizer stuurde weldra weer een brave raadsheer om te zien hoe het met het weven ging en of de stof gauw klaar was. Het verging hem net als de minister, hij keek en keek, maar omdat er niets anders was dan lege weefgetouwen, zag hij niets.

"En, is het geen prachtig stuk stof?" vroegen de bedriegers en ze vertelden over het prachtige patroon dat er helemaal niet was. "Dom ben ik niet," dacht de man. "Zou ik dan niet deugen voor mijn goede ambt? Dat is toch te gek! Maar dat moet je niet laten merken!" En toen prees hij de stof die hij niet zag en verzekerde hen hoe goed de mooie kleuren en het prachtige patroon hem bevielen. "Het is gewoonweg schitterend!" zei hij tegen de keizer. Alle mensen in de stad spraken over de prachtige stof.

Toen wilde de keizer zelf ook gaan kijken terwijl de stof nog op het weefgetouw zat. Met een hele schare uitgelezen mannen, waaronder de twee oude, brave raadslieden die er al eerder waren geweest, ging hij naar de listige bedriegers, die nu uit alle macht weefden, maar dat had geen draad om het lijf.

"En, is het niet magnifiek?" vroegen de twee brave raadslieden. "Moet Uwe Majesteit eens zien, wat een patroon, wat een kleuren!" En toen wezen ze op het lege weefgetouw, want ze dachten dat de anderen de stof vast wel konden zien.

"Wat krijgen we nou?" dacht de keizer. "Ik zie niets! Maar dat is verschrikkelijk! Ben ik dom? Deug ik niet voor het keizerschap? Dit is het vreselijkste dat me kon overkomen!" - "O, het is heel mooi!" zei de keizer. "Het heeft mijn allerhoogste instemming!" En hij knikte tevreden en bekeek het lege weefgetouw, hij wilde niet zeggen dat hij niets kon zien. Het hele gevolg dat hij bij zich had, keek en keek, maar zag al niets meer dan alle anderen. Toch zeiden ze net als de keizer: "O, het is heel mooi!" en ze raadden hem aan van deze nieuwe prachtige stof kleren te laten maken voor de grote optocht die binnenkort zou komen. "Het is magnifiek, schitterend, excellent!" klonk het van mond tot mond en allemaal waren ze er zielstevreden over. De keizer gaf ieder van de bedriegers een ridderorde voor in hun knoopsgat en de titel van weefjonker.

De hele nacht vóór de ochtend waarop de optocht zou plaatsvinden, bleven de bedriegers op en ze hadden wel zestien kaarsen aan. De mensen konden zien dat ze het druk hadden om de nieuwe kleren van de keizer af te krijgen. Ze deden alsof ze de stof van het weefgetouw haalden, ze knipten met grote scharen in de lucht, ze naaiden met naalden zonder draad en zeiden ten slotte: "Kijk, nu zijn de kleren klaar!"

De keizer kwam zelf naar ze toe met zijn voornaamste hovelingen, en de twee bedriegers hielden een arm omhoog alsof ze iets vasthielden en zeiden: "Kijk, hier is de broek. Hier is de jas. Hier de mantel!" en zo verder. "Het is licht als spinrag! Je zou denken dat je niets aanhad, maar dat is juist het bijzondere ervan!"

"Ja!" zeiden alle hovelingen. Maar ze zagen niets, want er was niets.

"Zou het Uwe Keizerlijke Majesteit aller genadigst behagen uw kleren uit te doen?" vroegen de bedriegers. "Dan zullen we u de nieuwe aantrekken, hier voor deze grote spiegel!"

De keizer deed al zijn kleren uit en de bedriegers deden alsof ze hem steeds een van de nieuwe kledingstukken gaven die ze gemaakt zouden hebben, en de keizer stond voor de spiegel te draaien.

"Lieve hemel, wat staat dat mooi! Wat zit dat goed!" zeiden ze allemaal. "Wat een patroon! Wat een kleuren! Dat is een kostbaar kostuum!"

"Buiten staan ze te wachten met het baldakijn dat in de optocht boven Uwe Majesteits hoofd gehouden wordt!" zei de opperceremoniemeester. "Ik ben ook klaar!" zei de keizer. "Zit het niet goed?" En toen draaide hij nog een keer voor de spiegel alsof hij zijn pracht nog eens goed bekeek.

De kamerheren die de sleep moesten dragen, tastten met hun handen over de vloer, alsof ze de sleep opnamen: ze liepen iets in de hoogte te houden, ze durfden niet te laten merken dat ze niets konden zien.

En zo liep de keizer in de optocht onder het prachtige baldakijn en alle mensen op straat en voor de ramen zeiden: "Ach heer, wat zijn de nieuwe kleren van de keizer weergaloos, wat een prachtige sleep heeft hij aan zijn mantel! Het zit als gegoten!" Niemand wilde laten merken dat hij niets zag, want dan deugde hij immers niet voor zijn ambt of was hij heel dom. Nog nooit hadden de kleren van de keizer zo'n succes gehad.

"Maar hij heeft niets aan!" zei een klein kind.

"Ach heer, de waarheid moet je uit een kindermond horen," zei de vader en de één fluisterde tegen de ander wat het kind zei.

"Hij heeft niets aan," zegt een klein kind, "hij heeft niets aan!"

"Maar hij heeft helemaal niets aan," riep tenslotte het hele volk. En de keizer kromp inéén, want hij vond dat ze gelijk hadden, maar hij dacht: "Ik moet het maar tot het eind volhouden." En de kamerheren liepen de sleep te dragen die er helemaal niet was.

________________________________________
Toelichting: Andersen heeft twee versies van dit verhaal gemaakt. In de laatste versie (deze vertaling) eindigt het verhaal met de opmerking van de kleine jongen dat de keizer geen kleren aan heeft. Het volk neemt dit over en de keizer vermoedt nattigheid, maar loopt schijnbaar onverstoord door. In de eerdere versie gaat iedereen mee in de bewondering van de prachtige kleren, niet toegevend dat ze niets zien, daar ze anders moeten erkennen dat ze van "lage"geboorte zijn..De hele stad heeft het over de prachtige kleren en doet of er niets aan de hand is.

De nieuwe kleren van de keizer (Roald Dahl)

's Keizers kleermaker, mijnheer Grijs,
had zijn zaak naast het paleis.
Zo kon de keizer wel twaalf keer
elke dag naar hem heen en weer.
Want hij was verzot op kleren:
pakken, mantels, hoeden, veren,
gestikte vesten van rode zij,
paarlen knoopjes op een rij...

Het paleis was vol goud en pilaren,
en lakeien en kamerdienaren,
die de hele dag niets anders deden
dan persen, strijken en de keizer kleden.
Maar kleren kunnen gevaarlijk zijn
voor 'n keizer met 'n minibrein..
Bij hem kwamen op de eerste plaats
' zijn kleren, en de mensen 't laatst.
Neem nou de lakei die per ongeluk
iets morste op een kledingstuk.
Hij werd dadelijk in het openbaar
opgehangen aan zijn haar.
Een andere lakei, die jammer genoeg
bij het borstelen 'n pluisje oversloeg,
werd levend gekookt, net als een kreeft,
iets wat men maar zelden overleeft.
De dienaar die wat snuif had gemorst
, op de gouden mouwrand van de vorst
werd vermalen in een machine
tot eersteklas dieetmargarine.

't Volk had hem 't liefst zelf gepakt,
gevierendeeld en in mootjes gehakt.
Dus kwamen twaalf slimme mannen,
stiekem bijeen voor snode plannen.
Hun bedoeling was die grote
smeerlap van de troon te stoten.
De slimste van hen riep op een nacht:
'Ik heb een prachtig plan bedacht!
Ga met mij mee tot op de hoek
bij 's keizers kleermaker op bezoek
om hem haarfijn uit te leggen
wat te doen en wat te zeggen.'

Het plan werd heel goed voorbereid,
de samenzwering was een feit.

't Werd winter, met veel sneeuw dat jaar.
De wrede keizer ging dagelijks naar
de heuvelrug. Daar skiede hij
in haute couture ski-kledij.
Op weg daarheen ging hij heel vaak
even langs de kleermakerszaak.
Heer Grijs riep uit: 'O majesteit!
U komt vandaag precies op tijd!
Eindelijk, na jaren, heb ik het:
een stof, geweven in Tibet,
zo goddelijk mooi, zo rag- en ragfijn
als stoffen maar hoogstzelden zijn!
Iets uit een fabel of sprookje misschien.
Zoiets moois hebt u nog nooit gezien!'
'Wat een geluk!' riep de tiran.
'Ik koop er iedere meter van!'
De kleermaker boog diep en zei:
'O sire, 't lijkt tovenarij.
Ook bij strenge vorst houdt deze stof
u net zo lekker warm alsof
u binnen audiëntie houdt
in een bedje van gesmolten goud.
Bij 'n noordenwind als een orkaan
behoeft u niets eronder aan.'
De keizer zei meteen: 'O dan
wil ik er wel een skipak van.
En jassen, twee: één lang, één kort.
't Maakt niet uit hoe duur het wordt.
Laat zien dat spul. Ja, haal 't maar.
Ik ben er heel nieuwsgierig naar.'

De kleermaker deed heel verbaasd:
'Maar sire, kijk! U staat ernaast.'
De keizer riep: 'Waar is het dan?'
'Hier, sire, ik heb het in mijn hand.'
De keizer rukte aan zijn haar
en gilde: 'Waar dan? Waar? Waar? Waar?'
De kleermaker zei: 'Niet zo snel,
wacht tot ik u over de stof vertel.
Hij is onzichtbaar voor idioten,
voor stommelingen en malloten.
Voor een dwaas, een hypocriet,
bestaat de stof eenvoudig niet.
Maar u, zo slim, zo wijs en goed,
glimt hij ongetwijfeld tegemoet!'
Op dat moment ging de voordeur open
en kwamen de twaalf binnenlopen
en riepen: 'Mooie stof is dat,
ik wou dat ik daar een pak van had!'
Heer Grijs met 'n gespeelde zucht,
hief lege handen in de lucht, en zei:
'Nee, heren. Tot mijn spijt
is dit slechts voor zijne majesteit.'

Om niet te verraden hoe stom hij was
deed de keizer uitzinnig in zijn sas.
'Is het niet goddelijk,' jubelde hij.
'En dat is allemaal voor mij!
Ik wil er graag een skipak van
en alles wat er nog meer uit kan.'

De slimme mannen riepen in koor:
'O majesteit, u was ons voor!
Wat zult u warm zijn in dat spul
bij twintig graden onder nul.'
De dag erop kwam kleermaker Grijs
het pak laten passen in het paleis
vergezeld van de twaalf man
ter ondersteuning van het plan.
'Sire,' zei Grijs, 'trek alles uit,
dit pak is zo warm op de huid
er hoeft niets onder, grote vorst,
zelfs geen haren op uw borst.'

De kleermaker maakte volgens plan
er een compleet toneelstuk van
de blote keizerlijke oen
helemaal niets aan te doen.
'Goed zo, sire. Hier uw arm.
Nu de rits. Voelt dat niet warm?
Trekt het niet? Zit het hier goed?
Of vindt u dat 't wijder moet?'
Vóór de kleermaker zo bezield
de domme keizer bezighield
hadden de slimme mannen net
de verwarming extra hoog gezet.
Al had de keizer buiten kijf
geen ene draad meer aan zijn lijf,
hij begon te zweten en te hijgen.
'Dat ik 't zo heet zou krijgen,
had 'k nooit gedacht, 't Is speciaal
voor in de sneeuw echt ideaal.'

Toen plots verscheen de keizerin
met haar gehele hofhouding.
Ze staarden stil met open mond
naar des keizers blote kont.
Hij draaide rond zo naakt als wat
zonder zelfs een vijgenblad,
en riep koket: 'Kijk, Albertien!
Zo'n pak heb jij nog nooit gezien!'
De hofdames slaakten hoge kreetjes,
knepen hun ogen toe tot spleetjes
terwijl hun gretige blikken gleden
over des keizers heerlijkheden.
'Kijk nou!' riep een brutaal wicht.
'Wat een vorstelijk gezicht!'
De keizerin verliet de zaal.
Zij kende het al allemaal. De keizer riep hun na: 'Zeg hee!
Ik ga skiën. Wie gaat mee?'
Zij schudden hun hoofd en hup daar ging
de keizer naakt naar de skihelling.
Hij deed zijn ski's aan en skiede vlug
in de richting van de heuvelrug.
Zo kon het gebeuren dat alras
de keizer stijf bevroren was.

Het hele land jubelde blij.
'Nu zijn we eindelijk vorstvrij!'

Anansi verkleedt zich als Amerikaan

Het was alweer een tijdje geleden dat Anansi door listige streken aan eten was gekomen.
Dag en nacht dacht hij weer aan kippe- en eendeboutjes.

Toen een Amerikaans schip de haven van Paramaribo binnenliep, sloot Anansi vriendschap met de kapitein.
Iedereen praatte over die Amerikanen, bijna iedereen ging kijken naar die buitenlandse boot, en met welk verhaal kwam Anansi thuis?
Dat hij had kennisgemaakt met de hoogste man van dat Amerikaanse schip; niet zomaar met een bemanningslid, nee, met de kapitein.
Ze hadden de hele middag samen gedronken - whisky! een echt Amerikaans drankje! - en nu had Anansi de kapitein uitgenodigd om bij hem thuis te komen.

'Wat moeten we met zo'n man,' protesteerde Ma Akoeba.
'Hem gastvrij onthalen, wat anders,' vond Anansi.
'Wat moet ik tegen hem zeggen, ik ken geen Engels,' zei Ma Akoeba boos.
'Maar Engels kent jou,' grapte Anansi.
'Ik heb hem verteld hoe lekker jij kunt koken. Yes or no?'
'Ook dat nog, er is niets in huis.'
'Daar vind je wel wat op,' zei Anansi vol vertrouwen.
'Ik ga een fles whisky zoeken.'

En hij verliet het huis om er terug te keren als... Amerikaan: witte broek, kakelbont hemd, zeemanspet, zonnebril met zwarte glazen.

'Hello, joe Anansi waif?'
'Yes, yes,' stamelde mevrouw Anansi en zij nodigde hem met een handgebaar uit om binnen te komen.
'Maak licht!' schreeuwde zij zenuwachtig tegen haar kinderen.
'No, no licht!' beval de Amerikaan.
'Joe no si mai ai siki,' en hij wees op zijn donkere zonnebril.
Ma Akoeba haalde opgelucht adem, ze kon bijna alles verstaan, hij had zieke ogen! Dat Engels leek op Surinaams.
Dus legde zij in het Surinaams uit dat Anansi een fles whisky was gaan halen en dat zij een kip voor hem had geslacht.
'Is troe?' vroeg kapitein Anansi verrast.
'Troetroe,' zei Ma Akoeba, blij dat ze hem wéér verstond en zij bracht hem een groot bord eten.
De Amerikaan at alles op, boerde en stond op. Het speet hem, maar hij kon niet langer op Anansi wachten. Hij zou morgen wel terugkomen. Een kwartiertje later kwam Anansi thuis.
'Waar bleef je nou!' gilde Ma Akoeba.
'Ik sta ook overal alleen voor.'
'Waar stond je dan voor?' wilde Anansi weten.
'Die Amerikaanse vriend van jou. Hij is hier een hele kip komen opeten.'
'Dat is niks,' zei Anansi.
'Op dat schip van hem zetten ze hele kalkoenen op tafel.'
'Laat hem dan op dat schip blijven. Ga naar hem toe en zeg dat je morgen niet thuis bent.'
'Goed, hoor, ik ga morgen wel naar dat schip. Misschien kan ik een paar flessen whisky van hem overnemen, want in dit hele land is geen whisky te vinden.'

Wie stond de volgende dag weer voor de deur?
De kapitein uit Amerika! 'Waar is Anansi?' En hij werd nog kwaad ook toen Ma Akoeba hem vertelde dat Anansi naar zijn schip was gegaan.
'Ik heb hem zo gastvrij ontvangen en wat doet hij... Laat hij mij hier op een droogje zitten.'
Dat kon Ma Akoeba niet op zich laten zitten. Of hij van eend hield? Mm, eend. Hij wilde het wel eens proberen.
'Is swiet?'
'Zeer switi!' antwoordde Ma Akoeba.
De volgende dag had Ma Akoeba er genoeg van.
'Wat heb je vandaag gekookt, waif?' vroeg de Amerikaan zo gauw hij binnen was.
'Dit!' gilde mevrouw Anansi en zij liet haar tamarinde-zweep zien.
'Niet slaan!' riep Anansi geschrokken uit.
'Mi no Amerikan!' zei Anansi en trok zijn kleren uit.
Toen werd Ma Akoeba pas echt kwaad. Ze sloeg hem zo hard en zo lang dat zijn lichaam bijna in twee stukken brak. Kijk maar eens goed naar een spin. Je kunt het nog steeds zien.

Tuesday, March 06, 2007

EMOSHONAL

Si mi abri mi boka mi ta emoshonal.
Si mi bisa algu mi ta emoshonal.
Si mi lansa krítika konstruktivo mi ta emoshonal.
Si mi djis opservá algu mi ta emoshonal.

Si mi papia, lesa òf skirbi algu ku ta opuesto na di bo mi ta emoshonal.
Si mi duna mi opinion skèrpi i alkaso mi ta emoshonal.
Si mi sigui regla literalmente mi ta emoshonal.
Si mi bai kontra di koriente mi ta emoshonal.

Si ami tin rason i abo no mi ta emoshonal.
Si mi hasi kualke kos, bon òf malu mi ta emoshonal.
Si mi.................mi ta emoshonal.
Si mi.................mi ta emoshonal.

Boso konosé un HENDE sin emoshon?

Reginald V. Römer.
23/05/06

SOSIAL

Pasobra mi ta hari saka djente mi ta sosial.
Pasobra mi ta kompartí tur kos ku bo mi ta sosial.
Pasobra mi tin mes opinion ku bo mi ta sosial.
Pasobra mi ta komplasiente mi ta sosial.

Pasobra mi ta aseptá tur kos mi ta sosial.
Pasobra mi ta manera bo ke pa mi ta, mi ta sosial.
Pasobra mi ta di akuerdo ku bo mi ta sosial.
Pasobra mi ta papia i anda ku tur hende mi ta sosial.

Asina nos ta diferensiá di opinion mi ta asosial.
Asina nos no ta riba mes liña mi ta asosial.

Ora ta kumbiní mi ta sosial pa otro ora mi ta asosial.

Reginald V. Römer.
23/05/06

Sunday, March 04, 2007

Konosé bo Isla 2007-03: Verkiezingen

De verkiezingen staan voor de deur. Zestien politieke partijen zijn voornemens mee te doen op 20 april 2007. De voornaamste issue is de ‘Slotverklaring’.



Vraag: Wat had deze mijnheer te maken met politiek?

Sluitingsdatum: zondag 8 april 2007

Prijs: een cadeaubon van B-Fit Health Center.

Sponsor: Datelnet n.v.

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2007-02: antwoord

Het antwoord is theater Cinelandia in 1958.

Er zijn 13 inzendingen, waarvan 5 goed:

Clifford Vornis
Yen Yung
Max Martina
Polly Ruiz
Winsel Peney
Vernon Oostvriesland
Ethel Mercera
Erich Renee
Anthony Rhuggenaath
Reginald Römer
Lies Augusta
Joan Augusta
Rodney Daal

Allemaal bedankt voor het meedoen.

De winnares is Polly Ruiz

Friday, March 02, 2007

De ruimte

hoe langer men keek
hoe verder het leek


Jules Deelder