Monday, February 28, 2005

Konosé bo Isla 2005-5: een schip op het droge




De Curaçaose Dokmaatschappij N.V. is opgericht in december 1958. Er zijn twee gegraven dokken en een drijvend dok. Op de foto is het drijvende dok te zien.

Vraag: in welk jaar is het drijvende dok gebouwd?

Sluitingsdatum: zondag 13 maart 2005

Prijs: een cadeaubon van Kas di Alma Blou.

Sponsor: Datelnet

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2005-4: antwoord

Het kerkje stond te Barber.


Er zijn negen deelnemers!

Karine Willems
Sharaira Fullinck
Louella Blijden
Ethel Mercera
Madelyn Francisco
Hassène Bernadina
Raul de Freitas
Glyraine Celestina
Winsel Peney

Allemaal bedankt.

De winnares is Louella Blijden, masha pabien!

Thursday, February 24, 2005

Kom je nog veilig thuis?

in de lengte zo’n zestig heen
en met moeite vijftien breed
vulkanisch uitgespuugd uit zee
in den beginne stil en vree

vanuit de Boeing prachtig panorama
de zon schittert amalgama
roestbruine vlakten glooien groen
kopergele plantagehuisjes van toen

terug van weggeweest op m’n eiland
de beambte leest rustig de krant
een bericht vangt mijn blik per abuis
grote kop: “Kom je nog veilig thuis?”

wat is het?
het is compleet uit de hand gelopen
de regeerders weten het niet meer
de misdaad is in alle hoeken gekropen
men kijkt elkaar aan, aan wie de eer?

het vliegtuig staat er, ik kan nog vluchten
nee, ik blijf, ik buig niet voor gespuis
ik ben de kapokboom der duizend zuchten
trouwens, ik ben al veilig thuis


Professor K.

Sunday, February 20, 2005

HET LIJDENSVERHAAL VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS VOLGENS LUCAS (22,14 - 23,56)

Toen de tijd aangebroken was, ging Jezus met de apostelen aan tafel aanliggen. Hij sprak tot hen: "Vurig heb Ik ernaar verlangd dit paasmaal met u te eten eer Ik ga lijden. Want Ik zeg u: Ik zal het niet meer eten totdat het zijn vervulling vindt in het Rijk Gods." Daarop nam Hij een beker, sprak een dankgebed uit en zei: "Neemt die beker en deelt hem samen. Want Ik zeg u: Van dit ogenblik af drink Ik niet meer van wat de wijnstok voortbrengt, totdat het Rijk Gods is gekomen."

Daarop nam Hij het brood en sprak een dankgebed uit; Hij brak het en gaf het hun, met de woorden: "Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt. Doet dit tot een gedachtenis aan Mij." Evenzo gaf Hij hun de beker, na de maaltijd, terwijl Hij sprak: "Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed, dat voor u wordt vergoten. Maar zie, degene door wiens hand Ik zal worden overgeleverd is met Mij aan tafel. Want de Mensenzoon gaat heen zoals het is vastgesteld; maar toch, wee die mens door wie Hij wordt overgeleverd."

Nu begonnen zij onder elkaar te vragen wie van hen het toch was, die dat zou doen.Er ontstond twist onder hen over de vraag, wie van hen wel de voornaamste mocht zijn. Maar Jezus sprak tot hen: "De koningen van de volkeren oefenen heerschappij over hen uit en hun machthebbers laten zich weldoeners noemen. Zo moet gij niet doen; maar wie onder u de voornaamste is, moet als de jongste wezen; en wie bevelen geeft, moet zijn als iemand die dient. Wie is immers de grootste: hij die aanligt of hij die bedient? Is het niet hij die aanligt? Welnu, Ik ben onder u als degene die bedient. Gij zijt het die trouw zijt gebleven in mijn beproevingen. En zoals mijn Vader Mij het Koningschap heeft verleend, zo verleen Ik u een plaats in mijn Koninkrijk; ge zult eten en drinken aan mijn tafel en ge zult op tronen gezeten zijn om te heersen over de twaalf stammen van Israël. Simon, Simon, weet dat de satan heeft geëist u te ziften als tarwe. Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. Wanneer ge eenmaal tot inkeer gekomen zijt, versterk dan op uw beurt uw broeders."

Maar hij antwoordde: "Heer, ik ben bereid met U zelfs gevangenis en dood in te gaan!" Daarop sprak Jezus: "Ik zeg u Petrus: de haan zal vandaag niet kraaien, voordat ge driemaal geloochend hebt Mij te kennen." Hij sprak tot hen: "Toen Ik u uitzond zonder beurs, reiszak of schoeisel, hebt ge toen aan iets gebrek gehad?" Ze antwoordden: "Aan niets." Hij hernam: "Maar nu moet wie een beurs heeft die meenemen en eveneens een reiszak: en wie die niet bezit, verkope zijn mantel en schaffe zich een zwaard aan. Ik zeg u: in Mij moet dit Schriftwoord vervuld worden: Hij is tot de booswichten gerekend. Wat over Mij werd beschikt, gaat nu vervuld worden." Ze zeiden Hem: "Zie Heer, hier zijn twee zwaarden." Hij antwoordde: "Het is genoeg."

Hij ging nu naar buiten en begaf zich volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg. Ook de leerlingen gingen met Hem mee. Ter plaatse aangekomen sprak Hij tot hen: "Bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat." Hij verwijderde zich van hen en ging ongeveer een steenworp verder; daar wierp Hij zich op de knieën en bad: "Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede."

Nu verscheen Hem een engel uit de hemel om Hem te sterken. Aan doodsangst ten prooi bad Hij met nog meer aandrang. Zijn zweet werd tot dikke druppels bloed, die op de grond neervielen.Toen stond Hij op uit zijn gebed en ging naar zijn leerlingen, maar Hij vond hen van droefheid in slaap. Hij zei tot hen: "Hoe kunt ge slapen? Staat op en bidt dat ge niet op de bekoring ingaat."

Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam een troep, voorafgegaan door Judas, één van de twaalf. Deze trad op Jezus toe om Hem te kussen. Maar Jezus zei tot hem: "Judas, verraadt ge de Mensenzoon met een kus?" Toen zij, die om Hem heen stonden bemerkten wat er ging gebeuren, vroegen ze: "Heer zullen we met het zwaard erop in slaan?" En één van hen gaf de knecht van de hogepriester een slag en hieuw hem het rechteroor af.

Maar Jezus greep in en zei: "Laat het hierbij." En hij raakte het oor aan en genas hem. Nu sprak Jezus tot de hogepriesters, tot de bevelhebbers van de tempelwacht en de oudsten die op Hem afgekomen waren: "Als tegen een rover zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels. Dagelijks was Ik bij u in de tempel en ge hebt geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw uur en uw macht is die der duisternis."

Zij grepen Hem nu vast en voerden Hem weg en zij brachten Hem in het huis van de hogepriester, terwijl Petrus Hem op een afstand volgde. Op de binnenplaats legden zij een vuur aan en gingen bij elkaar zitten; Petrus zat tussen hen in. Toen een dienstmeisje hem bij het schijnsel van het vuur zag en hem scherp had opgenomen, zei ze: "Die was ook bij Hem." Maar hij ontkende het, en zei: "Vrouw, ik ken Hem niet."

Even later zag iemand anders hem en zei: "Jij bent ook één van hen." Maar Petrus antwoordde: "Man, dat is niet waar." Na verloop van ongeveer een uur verklaarde een ander met stelligheid: "Waarachtig, die man behoorde ook bij Hem: hij is immers ook een Galileeër." Petrus antwoordde: "Man, ik weet niet wat je bedoelt."

Hij had het nog niet gezegd of meteen kraaide een haan. Toen keerde de Heer zich om en Hij keek Petrus aan; het schoot Petrus te binnen hoe de Heer hem gezegd had: "Eer vandaag een haan kraait, zult ge Mij driemaal verloochenen." En hij ging naar buiten en begon bitter te wenen.

De mannen, die Jezus bewaakten, bespotten en sloegen Hem. Ze wierpen een doek over zijn hoofd en vroegen Hem: "Wees nu eens profeet: wie is het die U geslagen heeft?" Nog vele andere beschimpingen voegden ze Hem toe. Toen het dag geworden was, vergaderde de raad van oudsten van het volk, de hogepriesters en schriftgeleerden en zij lieten Hem voor hun rechtbank leiden. Ze zeiden: "Als Gij de Christus zijt, zeg het ons dan."

Maar Hij sprak tot hen: "Als Ik het u zeg, zult ge er toch geen geloof aan hechten; en als Ik u vragen stel zult ge toch geen antwoord geven. Maar van nu af zal de Mensenzoon zitten aan de rechterhand van de Macht van God." Toen vroegen ze : "Gij zijt dus de Zoon van God?" Hij antwoordde hun: "Gij hebt het gezegd: dat ben Ik." Zij riepen: "Waartoe hebben wij nog een getuigenis nodig? Wij hebben het toch zelf uit zijn eigen mond gehoord."

Toen stond de gehele vergadering op en men bracht Hem voor Pilatus. Daar begonnen ze Hem te beschuldigen en ze zeiden: "Wij hebben vastgesteld, dat die man ons volk tot opstand aanspoort, dat Hij het er van afhoudt aan de keizer belasting te betalen en dat Hij zich uitgeeft voor de Messias, de Koning." Pilatus vroeg Hem: "Zijt Gij de koning der Joden?" Hij gaf hem ten antwoord: "Gij zegt het." Pilatus zeide nu tot de hogepriesters en de volksmenigte: "Ik kan in deze man geen enkele schuld ontdekken."

Maar zij hielden aan en riepen: "Door zijn prediking in heel het Joodse land, waar Hij in Galilea mee begonnen is en die Hij tot hier heeft voortgezet, zaait Hij onrust onder het volk." Toen Pilatus dat hoorde vroeg hij of de man een Galileeër was. Zodra hij vernam dat Jezus inderdaad uit het machtsgebied van Herodes kwam, stuurde hij Hem naar Herodes, die in die dagen eveneens in Jeruzalem verbleef.

Herodes toonde zich zeer verheugd toen hij Jezus te zien kreeg. De verhalen over Hem hadden hem sinds geruime tijd daarnaar doen verlangen en hij hoopte Hem nu een of ander wonder te zien verrichten. Hij stelde Hem allerlei vragen, maar Jezus gaf in het geheel geen antwoord. De hogepriesters en de schriftgeleerden stonden er bij en putten zich uit in beschuldigingen tegen Hem. Samen met zijn soldaten hoonde en bespotte Herodes Hem. Hij hing Hem een schitterend gewaad om en zond Hem terug naar Pilatus.

Op diezelfde dag werden Herodes en Pilatus elkaars vrienden; tevoren namelijk leefden zij in onderlinge vijandschap. Daarop riep Pilatus de hogepriesters, de overheidspersonen en het volk bijeen en hij zei tot hen: "Gij hebt deze man voor mij gebracht als iemand die het volk tot opstand aanzet; welnu: ik heb Hem in uw bijzijn verhoord, maar ik heb in deze man niets kunnen ontdekken van al datgene waar gij Hem van beschuldigt. Herodes evenmin, want hij heeft Hem naar ons teruggezonden. Het is duidelijk dat Hij niets heeft bedreven dat de doodstraf zou rechtvaardigen. Ik zal Hem daarom een tuchtiging laten toedienen en dan vrijlaten."

Ze begonnen tegelijk te schreeuwen: "Weg met Hem! Laat ons Barabbas vrij!" Deze Barabbas was in de gevangenis geworpen wegens een oproer in de stad en wegens moord. Opnieuw sprak Pilatus hen toe, omdat hij Jezus wenste vrij te laten. Maar zij riepen daartegen in: "Kruisig Hem, kruisig Hem!" Voor de derde maal vroeg Pilatus hun: "Wat voor kwaad heeft die man dan toch gedaan? Ik heb in Hem niets gevonden, dat de doodstraf rechtvaardigt. Ik zal Hem daarom een tuchtiging laten toedienen en dan vrijlaten."

Luid schreeuwend bleven zij echter zijn kruisiging eisen en hun geschreeuw gaf de doorslag. Pilatus besliste dat gebeuren zou wat zij eisten: Hij liet de man die zij opvorderden los, al zat hij wegens oproer en moord in de gevangenis, maar Jezus leverde hij over aan hun willekeur. Toen zij Hem wegvoerden hielden zij een zekere Simon aan, een man uit Cyrene, die van het veld kwam; hem belaadden ze met het kruis om het achter Jezus aan te dragen. Een grote volksmenigte volgde Hem, ook vrouwen die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden.

Jezus keerde zich tot hen en sprak: "Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen. Weet dat er een tijd zal komen waarop men zeggen zal: Gelukkig de onvruchtbaren, wier schoot niet heeft gebaard en wier borst geen kind heeft gevoed. Dan zal men tot de bergen zeggen: Valt op ons en tot de heuvels: Bedekt ons. Want als men zo doet met het groene hout wat zal er dan met het dorre gebeuren?"

Er werden nog twee anderen weggevoerd, twee misdadigers, om samen met Hem ter dood te worden gebracht. Toen zij op de plaats kwamen, die Schedel heet, sloegen zij Hem daar aan het kruis, en zo ook de misdadigers, de één rechts, de ander links. En Jezus zeide: "Vader, vergeef hun want ze weten niet wat ze doen." Ze verdeelden zijn kleren onder elkaar, door er om te dobbelen. Het volk stond toe te kijken, maar de overheidspersonen lachten Hem uit en zeiden: "Anderen heeft Hij gered; laat Hij zichzelf eens redden als Hij de Messias van God is, de uitverkorene!"

De soldaten brachten Hem zure wijn, en ook zij voegden Hem spottend toe: "Als Gij de koning der Joden zijt, red dan uzelf." Boven Hem stond als opschrift in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: "Dit is de koning der Joden." Ook één van de misdadigers, die daar hingen, hoonde Hem: "Zijt Gij niet de Messias? Red dan uzelf en ons."

Maar de andere strafte hem af en zei: "Heb zelfs jij geen vrees voor God, terwijl je toch hetzelfde vonnis ondergaat? En wij ondergaan dat vonnis terecht, want wij krijgen wat we door onze daden verdiend hebben; maar Hij heeft niets verkeerds gedaan." Daarop zei hij: "Jezus, denk aan mij wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt." En Jezus sprak tot hem: "Voorwaar, Ik zeg u: vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs."

Het was nu omtrent het zesde uur; er viel duisternis over heel de streek tot aan het negende uur toe doordat de zon geen licht meer gaf. Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. Toen riep Jezus met luider stem: "Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest." Nadat Hij dit gezegd had gaf Hij de geest. Op het zien van wat er gebeurd was, loofde de honderdman God en hij zei: "Deze mens was waarlijk een rechtvaardige."

Al het volk, dat voor dat schouwspel samengestroomd was, keerde terug toen zij aanschouwd hadden wat er gebeurd was, en zij sloegen zich op de borst. Al zijn bekenden stonden op een afstand toe te zien; ook de vrouwen, die Hem vanuit Galilea gevolgd waren.

Nu was er een zekere Jozef, lid van de Hoge Raad, een welmenend en rechtschapen man, die dan ook niet had ingestemd met de plannen en handelwijze van de Raad. Hij was afkomstig uit de Joodse stad Arimatéa en leefde in de verwachting van het Rijk Gods. Deze ging naar Pilatus en vroeg om het lichaam van Jezus. Na het van het kruis genomen te hebben, wikkelde hij het in een lijkwade. Vervolgens legde hij Hem in een graf, dat in steen was uitgehouwen en waarin nog nooit iemand was neergelegd. Het was Voorbereidingsdag en de sabbat brak aan. De vrouwen, die uit Galilea met Hem meegekomen waren, volgden, en zij bekeken het graf en zagen toe hoe zijn lichaam werd neergelegd. Teruggekeerd maakten ze welriekende kruiden en balsem klaar, maar op de sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.

Wednesday, February 09, 2005

Referendum 2005: web poll

Neem deel aan de web poll hiernaast en stem op de optie die u voor Curaçao verkiest.

Konosé bo Isla 2005-4: katholieke kerk

(L.S. Wegens beperkte beschikbaarheid van e-mail in de komende dagen, zijn wij vroeg met de prijsvraag.)

In 1826 werd de St. Anna Kerk in Otrobanda, die toen in zeer slechte staat verkeerde, geheel gerenoveerd door Pater Eijsenbeil. Pater Niewindt was in die periode om gezondheidsredenen in Holland.

Na zijn terugkeer uit Holland vond Niewindt dat één kerk niet voldoende was voor de 15.000 katholieken die Curaçao toen telde, waarvan de meeste slaven waren. Niewindt huurde een maïsschuur voor een periode van 25 jaar en bouwde deze om tot een kerkje.

Het gouvernement was hier niet zo gelukkig mee en vond het maar “erg gevaarlijk om 500 a 600 slaven op één plek samen te brengen en hen zich te laten realiseren wat voor potentie zij hebben”.

Niewindt trok zich hier echter niets van aan en voltooide het kerkje in 1827. De maïsschuur bleef in gebruik totdat zij in 1869 instortte. Pas in 1876 werd zij vervangen door de huidige kerk.

Vraag: waar stond dit kerkje?

Sluitingsdatum: zondag 27 februari 2005

Prijs: een cadeaubon van Samsom Curaçao.

Sponsor: Datelnet

(Het inzenden van het antwoord op de prijsvraag gebeurt via e-mail:

revers@cura.net

of door een reply op de door U ontvangen mail van Learnforfun. De winnaar wordt door loting bepaald uit de goede inzendingen.)

Konosé bo Isla 2005-3: antwoord

De wortels zijn van een zeer oude kapokboom en deze staat in het natuurpark Hòfi Pastor te Barber.


Er zijn vier deelnemers, alle vier goed!

Valda Lancelot
Karine Willems
Marc de Winter
Madelyn Francisco

Allemaal bedankt.

De winnares is Valda Lancelot, masha pabien!

Armoedebestrijding en de vastentijd

De lezers van www.learnforfun.info vinden dat armoedebestrijding veel aandacht moet krijgen in het jaar waarin wij nu leven (samen met misdaadbestrijding en economische groei).
Maar wie moet er nu de armoede bestrijden, hoe en wanneer? In mijn optiek zijn er twee manieren om het probleem aan te pakken.

De voor de hand liggende manier is om een grondige studie uit te laten voeren naar wat nu precies onder armoede wordt verstaan en welke armetierigen zich met recht arm mogen noemen. Deze wordt dan onze doelgroep, de “Rechtmatige Armen”. De rest is willens en wetens arm en moet dan maar zijn eigen boontjes doppen. Eigen schuld, dikke bult.

Om deze studie te begeleiden roepen wij een commissie van drie wijze mannen (geen vrouwen) in het leven, die op hun beurt weer een gerenommeerd buitenlands adviesbureau inhuurt met een verdienstelijke plaats in de Fortune 500, want voor minder doen wij het niet. Het één en ander wordt gefinancierd uit het potje “Thom graaft zich struis”.

Vervolgens vangen wij een aantal exemplaren uit de doelgroep Rechtmatige Armen en branden een chip in hun rechterbil. Degenen die daar gewetensbezwaren tegen hebben, krijgen een chip in hun linkerbil. Dat is minder nauwkeurig maar nog steeds wetenschappelijk verantwoord. De handel en wandel van deze groep worden via een GPS systeem voor twee jaar gevolgd, privacy in acht genomen waar nodig.

De resultaten van de studie worden gepresenteerd tijdens een congres aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen met als thema “De Armoede moe”, aangekleed met een power lunch a raison van honderd piek de man. Sandalen en slippers zijn niet toegestaan, want er worden ook gedeputeerden uitgenodigd. Inleider is Professor dr. L. Rozewater uit Bloemendaal, hoogleraar in de Psychologie der Onbedeelden, die een lezing verzorgt getiteld “Wat zit er tussen de oren van een Armoezaaier? Een psycho-filosofische verkenning.”

Deze aanpak heeft een impliciete oplossing en valt voor te pleiten:
want door de paralyse
ontstaan door de analyse
wordt het probleem gehalveerd
intussen is de helft van die lui al gecrepeerd

Er is ook een andere, armvriendelijker en directere, manier om de armoede te bestrijden. Als ieder van ons, op onze eigen manier, in onze eigen familiekring of in onze buurt, tenminste één individu identificeert die behoeftig is en wij besteden gedurende de vastentijd tien procent van wat wij tijdens het carnaval uitgegeven hebben aan hem of haar, dan is dat goed voor een totaal van één miljoen Nafl. aan armoedebestrijding in veertig dagen. Tel uit je winst.

(P.S. Wel niet meteen met een cheque van vijftig gulden op de voorpagina van de Extra gaan staan pronken met een arme sloeber in de arm. Laat je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet, of visa versa als je links bent, maakt niet uit.)

Roy Evers

Thursday, February 03, 2005

E rais di Kòrsou




mi rais

tur bia mi ta bisa, mi ta hala kita
pero ata mi ‘ki ketu bai pará
kiko ku pasa, mi n’ ta skit niun pia
e pais aki ta di mi e ta

m’a karisia indjan i karga su yuchi
a yega un barku spañó bela hisá
mancha mi rais ku sanger dushi
i inosente di señorita rementá

a hòrta nan tera, tera sagrado
ku dios a regalá pa eternidat
priña nan hembra i kapa nan machu
poderá di nan libertat

m’a yaya katibu i duna freskura
seka sodó di su pechu sunú
keda ketu i gosa di e dulsura
di muzik ‘i zumbi anochi sukú

m’a para skucha kon e ta sklama
ku rabia den mi kurason
pasobra mi no por a hasi nada
ora e ta soportá karbachi di shon

ku orguyo m’a skucha kuchi kuchi
reunion sekreto den anochi lat
di katibunan ku ta yama otro buchi
nan tabata papia di libertat

tempu a kambia i bira moderno
buriku di karga a somentá
a bin outomobil, televishon i stereo
hendenan a lubidá kon disfrutá

mi rais ta trose di tristesa
tur dia ku mi lesa den korant
venenu blanku a bira nos malesa
t’esei a para di nos libertat

tur bia mi ta bisa, mi ta hala kita
pero ata mi ‘ki ketu bai pará
kiko ku pasa, mi n’ ta skit niun pia
akinan mi rais ta ankrá


Kompader