Onbestelde zeepost duikt na eeuwen op in Londens archief
Het is een aangrijpende brief – uit 1794. Zij is in het verre Paramaribo in de steek gelaten door haar Rotterdamse marine-officier, en schrijft aan hem: ‘Ik beswijk van alle verdriet en elende die mijn overkomen is sedert u vertrek van hier. Gedurig soekt ik mijn troos tot god, dat is mijn eenigste waragtige toevlugt. En die goeje god heef mijn hard gesterk, anders was ik nu reeds dood of finaal rasend gek, beste lieve vrindlief.’
Schreef hij terug? Zeker niet op deze brief, want de hartenkreet kwam niet aan. Hij hoort bij ongeveer 38.000 Nederlandse brieven van 1650 tot 1815 die onlangs zijn aangetroffen in de National Archives in Londen. De brieven zijn geschreven vanuit Nederland naar plaatsen overzee en omgekeerd, maar nooit bezorgd, omdat de schepen die ze vervoerden, in handen vielen van Engelse kapers.
De brieven, die goed bewaard zijn gebleven, maken deel uit van de zogeheten ‘Prize Papers’ (buitgemaakte documenten) in het archief van het High Court of Admiralty, een reusachtig bestand binnen de National Archives.
Ongeveer zestig procent van de nu geïnventariseerde brieven betreft de correspondentie tussen Nederland en West-Indië in de achttiende eeuw. Een substantieel deel bestaat uit brieven van en naar Oost-Indië.
Tot de auteurs behoren personen van alle rangen en standen van de Nederlandse maatschappij. Van kooplieden en klerken tot plantage-opzichters en scheepstimmerlieden en hun familieleden. Het zijn mensen die in geen enkel geschiedenisboek voorkomen.
Een uitzondering vormt correspondentie van de 18de-eeuwse schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken. Van hen zijn vier brieven gevonden aan een avontuurlijke neef in China. De twee vrouwen betuigen hun verre familielid medeleven over zijn „moeijelijke Reizen, en verdrietelijkste teleurstellingen”. Over zichzelf schrijven ze: „Wij worden oude luidjes en sukkelen.”
De vondst is van belang voor de Nederlandse overzeese, maritieme en mentaliteitsgeschiedenis. Ook voor neerlandici is het archief een rijke bron, omdat hier taal bewaard is gebleven die dichter bij de spreektaal staat dan de ambtelijke en de literaire teksten die doorgaans worden bestudeerd.
NRC Handelsblad, 10 februari 2006
Schreef hij terug? Zeker niet op deze brief, want de hartenkreet kwam niet aan. Hij hoort bij ongeveer 38.000 Nederlandse brieven van 1650 tot 1815 die onlangs zijn aangetroffen in de National Archives in Londen. De brieven zijn geschreven vanuit Nederland naar plaatsen overzee en omgekeerd, maar nooit bezorgd, omdat de schepen die ze vervoerden, in handen vielen van Engelse kapers.
De brieven, die goed bewaard zijn gebleven, maken deel uit van de zogeheten ‘Prize Papers’ (buitgemaakte documenten) in het archief van het High Court of Admiralty, een reusachtig bestand binnen de National Archives.
Ongeveer zestig procent van de nu geïnventariseerde brieven betreft de correspondentie tussen Nederland en West-Indië in de achttiende eeuw. Een substantieel deel bestaat uit brieven van en naar Oost-Indië.
Tot de auteurs behoren personen van alle rangen en standen van de Nederlandse maatschappij. Van kooplieden en klerken tot plantage-opzichters en scheepstimmerlieden en hun familieleden. Het zijn mensen die in geen enkel geschiedenisboek voorkomen.
Een uitzondering vormt correspondentie van de 18de-eeuwse schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken. Van hen zijn vier brieven gevonden aan een avontuurlijke neef in China. De twee vrouwen betuigen hun verre familielid medeleven over zijn „moeijelijke Reizen, en verdrietelijkste teleurstellingen”. Over zichzelf schrijven ze: „Wij worden oude luidjes en sukkelen.”
De vondst is van belang voor de Nederlandse overzeese, maritieme en mentaliteitsgeschiedenis. Ook voor neerlandici is het archief een rijke bron, omdat hier taal bewaard is gebleven die dichter bij de spreektaal staat dan de ambtelijke en de literaire teksten die doorgaans worden bestudeerd.
NRC Handelsblad, 10 februari 2006
0 comments:
Post a Comment
<< Home