Kapotte vlinders
Het leven is een sleur, dacht ze, terwijl zij in de pan met vissoep draaide. Het liefst had zij een lepelvol rattengif in zijn soep gekwakt, dan was zij tenminste van hem af. Hou op, vermaande zij zichzelf, zij schrok van haar gedachten. Zoiets mag je niet denken, zei haar moeder altijd, God straft je. Maar zij kon het niet helpen, de laatste tijd kreeg zij vaker van die vreemde gedachten.
Elke dag verliep hetzelfde: om zes uur komt hij thuis van het werk, zij zet het eten klaar, zij gaan tegenover elkaar zitten aan tafel zodanig dat zij televisie kunnen kijken tijdens het eten, de afstandsbediening midden op tafel, het routine gesprek.
‘Hoe was het op het werk?’
‘Oh, prima.’
‘Niets bijzonders?’
‘Mmm, niet echt.’
‘Gaan wij nog iets doen, vanavond?’
‘Vanavond?’
‘Ja, vanavond! Ergens gezellig een borreltje drinken of naar de bioscoop misschien?’
‘Mmm, ik moet nog wat computeren, morgenavond komt mij beter uit.’
Zij werd er doodmoe van, hij leek zelf wel op een computer. Bij iedere vraag zapte hij naar een ander kanaal. Uitgeblust! Geen greintje emotie. Zij kon evengoed met een robot getrouwd zijn. Wat kon een mens toch veranderen, geen schim van wat hij vroeger was. Ja, vroeger, toen kreeg zij nog vlindertjes in haar buik, maar daar wilde hij absoluut niet meer over praten. Alsof hij zich schaamde of bang was dat iemand hen zou afluisteren.
Zij werkten toen op dezelfde afdeling, zij was pas teruggekeerd uit Nederland na haar studie, hij was getrouwd. Het begon met samen buiten een sigaretje roken, daarna uit lunchen, voetjes vrijen onder de vergadertafel – een keer wreef zij tegen een verkeerde voet, wat hadden zij erom gelachen. Toen begon het zogenaamde overwerken. Ze deden het overal, staande aan een bureau, liggend op de vergadertafel, zittend op een bank. Het leven was een feest, het kon niet op, totdat zij betrapt werden. Hij scheet bijna in zijn broek, zij kreeg de slappe lach. Het was hun chef, die zelf zich een aap schrok. Hij was vergezeld van iemand, een Colombiaanse. Alles ging in de doofpot, maar het was wel afgelopen met de heimelijke escapades.
Ze keek naar hem terwijl zij de tafel afruimde. Het cadeautje lag nog ongeopend op tafel. Toen hij klaar was met eten had hij zijn riem losgemaakt, een harde boer gelaten en was met een tandenstoker in zijn mond op de bank gaan liggen. Hij was meteen in slaap gevallen. Hij weet niet eens dat ik besta, zei ze in zichzelf, het interesseert hem niets. Ik kan doodvallen en hij merkt het niet. Die middag was hij vroeg thuis gekomen. Hij was even op en neer naar Aruba geweest voor het werk en had een cadeautje voor haar meegebracht, na jaren weer een keer.
Na het voorval met hun chef vond zij het verstandiger om ergens anders te gaan werken. De verhouding werd steeds openlijker. Hij was tot over zijn oren verliefd en wilde alles voor haar doen, als zij maar in zijn buurt bleef. Zij had nooit aan een serieuze relatie gedacht en had ook andere vrienden, voor haar was het niet meer dan een avontuurtje. Maar hij wilde meer, hij wilde van zijn vrouw scheiden en met haar trouwen. Zij wilde daar niets van weten, mannen veranderen wanneer zij eenmaal getrouwd zijn, ze had een raar voorgevoel.
‘Wil je koffie?’ Hij antwoordde niet. Hij draaide zich om op de bank en liet een wind. Zij waren recentelijk nog samen bij de relatiepsychologe geweest, na lang aandringen van haar kant. Daar had zij nog spijt van. Dat kutwijf suggereerde dat de schuld bij haar lag. Toen zij eerlijk vertelde dat zij geen vlindertjes meer in haar buik voelde, concludeerde de vrouw dat hij geen prikkels meer kreeg en dat zijn leven met haar daarom zo uitgeblust was. Zij was opgestaan, had met opzet een glas water omgestoten en was weg gelopen.
Zij trouwden in Puerto Rico, in de kathedraal midden in het oude stadsdeel van San Juan. Zij waren in een koets van het hotel, een verbouwde oude klooster, naar de kerk gereden. Het meisje van de front desk en de bell boy waren getuigen, ieder kreeg daar vijfhonderd dollars voor, van de two crazy tourists. Stapelgek waren zij toen, op elkaar.
Nu moet ik het cadeautje wel openmaken, dacht ze toen zij klaar was met afwassen, ze was benieuwd naar wat hij had meegebracht. Misschien wel een ingepakte hondendrol, ze zag laatst op televisie dat je die via het internet kon bestellen. Zij liep terug naar de eettafel waar het pakje op lag. Hij was wakker geworden en lag te zappen. Zij liep voor de televisie langs en bleef daar even dralen. Hij ergerde zich. Zij maakte het pakje voorzichtig open om het cadeaupapier niet te verscheuren. Hij lette niet op haar. Een duur glazen doosje met opgezette exotische vlinders kwam tevoorschijn. Zij bleef heel lang naar het doosje staren. Het doosje had een scheurtje en de vlinders waren kapot. Toen ging ze koffie zetten. Met een schepje rattengif.
K.
Elke dag verliep hetzelfde: om zes uur komt hij thuis van het werk, zij zet het eten klaar, zij gaan tegenover elkaar zitten aan tafel zodanig dat zij televisie kunnen kijken tijdens het eten, de afstandsbediening midden op tafel, het routine gesprek.
‘Hoe was het op het werk?’
‘Oh, prima.’
‘Niets bijzonders?’
‘Mmm, niet echt.’
‘Gaan wij nog iets doen, vanavond?’
‘Vanavond?’
‘Ja, vanavond! Ergens gezellig een borreltje drinken of naar de bioscoop misschien?’
‘Mmm, ik moet nog wat computeren, morgenavond komt mij beter uit.’
Zij werd er doodmoe van, hij leek zelf wel op een computer. Bij iedere vraag zapte hij naar een ander kanaal. Uitgeblust! Geen greintje emotie. Zij kon evengoed met een robot getrouwd zijn. Wat kon een mens toch veranderen, geen schim van wat hij vroeger was. Ja, vroeger, toen kreeg zij nog vlindertjes in haar buik, maar daar wilde hij absoluut niet meer over praten. Alsof hij zich schaamde of bang was dat iemand hen zou afluisteren.
Zij werkten toen op dezelfde afdeling, zij was pas teruggekeerd uit Nederland na haar studie, hij was getrouwd. Het begon met samen buiten een sigaretje roken, daarna uit lunchen, voetjes vrijen onder de vergadertafel – een keer wreef zij tegen een verkeerde voet, wat hadden zij erom gelachen. Toen begon het zogenaamde overwerken. Ze deden het overal, staande aan een bureau, liggend op de vergadertafel, zittend op een bank. Het leven was een feest, het kon niet op, totdat zij betrapt werden. Hij scheet bijna in zijn broek, zij kreeg de slappe lach. Het was hun chef, die zelf zich een aap schrok. Hij was vergezeld van iemand, een Colombiaanse. Alles ging in de doofpot, maar het was wel afgelopen met de heimelijke escapades.
Ze keek naar hem terwijl zij de tafel afruimde. Het cadeautje lag nog ongeopend op tafel. Toen hij klaar was met eten had hij zijn riem losgemaakt, een harde boer gelaten en was met een tandenstoker in zijn mond op de bank gaan liggen. Hij was meteen in slaap gevallen. Hij weet niet eens dat ik besta, zei ze in zichzelf, het interesseert hem niets. Ik kan doodvallen en hij merkt het niet. Die middag was hij vroeg thuis gekomen. Hij was even op en neer naar Aruba geweest voor het werk en had een cadeautje voor haar meegebracht, na jaren weer een keer.
Na het voorval met hun chef vond zij het verstandiger om ergens anders te gaan werken. De verhouding werd steeds openlijker. Hij was tot over zijn oren verliefd en wilde alles voor haar doen, als zij maar in zijn buurt bleef. Zij had nooit aan een serieuze relatie gedacht en had ook andere vrienden, voor haar was het niet meer dan een avontuurtje. Maar hij wilde meer, hij wilde van zijn vrouw scheiden en met haar trouwen. Zij wilde daar niets van weten, mannen veranderen wanneer zij eenmaal getrouwd zijn, ze had een raar voorgevoel.
‘Wil je koffie?’ Hij antwoordde niet. Hij draaide zich om op de bank en liet een wind. Zij waren recentelijk nog samen bij de relatiepsychologe geweest, na lang aandringen van haar kant. Daar had zij nog spijt van. Dat kutwijf suggereerde dat de schuld bij haar lag. Toen zij eerlijk vertelde dat zij geen vlindertjes meer in haar buik voelde, concludeerde de vrouw dat hij geen prikkels meer kreeg en dat zijn leven met haar daarom zo uitgeblust was. Zij was opgestaan, had met opzet een glas water omgestoten en was weg gelopen.
Zij trouwden in Puerto Rico, in de kathedraal midden in het oude stadsdeel van San Juan. Zij waren in een koets van het hotel, een verbouwde oude klooster, naar de kerk gereden. Het meisje van de front desk en de bell boy waren getuigen, ieder kreeg daar vijfhonderd dollars voor, van de two crazy tourists. Stapelgek waren zij toen, op elkaar.
Nu moet ik het cadeautje wel openmaken, dacht ze toen zij klaar was met afwassen, ze was benieuwd naar wat hij had meegebracht. Misschien wel een ingepakte hondendrol, ze zag laatst op televisie dat je die via het internet kon bestellen. Zij liep terug naar de eettafel waar het pakje op lag. Hij was wakker geworden en lag te zappen. Zij liep voor de televisie langs en bleef daar even dralen. Hij ergerde zich. Zij maakte het pakje voorzichtig open om het cadeaupapier niet te verscheuren. Hij lette niet op haar. Een duur glazen doosje met opgezette exotische vlinders kwam tevoorschijn. Zij bleef heel lang naar het doosje staren. Het doosje had een scheurtje en de vlinders waren kapot. Toen ging ze koffie zetten. Met een schepje rattengif.
K.
4 comments:
Ja, als je je leven laat afhangen van een ander ............dan zou zoiets kunnen gebeuren.
Tja, hoe moet ik dit zeggen..
Verliefd zijn, je houdt alles wat je lief is ver in het begin. Alles is spannend, ieder doet z'n best. Op een gegeven moment treedt de realiteit binnen en krijg je de Echte Situatie te zien en zit je er midden in.
Als je denkt dat alles hetzelfde blijft en je bouwt voor jezelf niks op dat echt van jou is, dan komt zo'n situatie behoorlijk hard aan.
Om rattengif te gebruiken vind ik te ver gaan. Je kan beter weglopen.
Het is niet jouw taak om mij aardig te vinden; dat is mijn taak.
Auteur onbekend.
Daar heb je helemaal gelijk in en soms is het geen gemakkelijke taak.
Post a Comment
<< Home